Uit onderzoek van de Boekmanstichting en Bureau 8080 (Schrijen 2019) blijkt dat het de culturele en creatieve sector niet ontbreekt aan motivatie om te verduurzamen, maar dat tijd, middelen en kennis als belemmerende factoren worden ervaren om daadwerkelijk aan de slag te gaan binnen de eigen organisatie. ‘Cultuur kan de wereld redden’, schrijft Bjorn Schrijen (2019). Ik formuleer het graag wat steviger: ‘Cultuur móét de wereld redden.’ Zeker niet alleen, maar de bijdrage van de sector is vereist om de huidige klimaatcrisis te lijf te gaan. Het maatschappelijke vraagstuk is te dringend om je er als sector niet toe te verhouden. Niet alleen de klimaatcrisis is een bedreiging voor ons allen en dus tevens de sector, ook het niet voeren van een substantieel duurzaamheidsbeleid is een bedreiging voor het voortbestaan van instellingen en organisaties en de sector als geheel.
Een concrete, en in sommige gevallen laagdrempelige methode om een eerste indruk te krijgen van de mate van duurzaamheid van een organisatie is om gebruik te maken van een van de verschillende online tools. Vaak zijn ze bedoeld als een scan om een startpunt te bieden voor duurzaamheidsbeleid. Met tools als de milieubarometer (CO2-footprint), de My State of Sustainability (quicksan), de groene menukaart (voor historische panden), de Zero Waste Expeditie (afvalreductie) of de MVI-zelfevaluatietool (voor maatschappelijk verantwoord inkopen) kun je inzicht krijgen in specifieke thema’s.
Voor degene die verder wil gaan zijn er certificeringsmethodes zoals BREEAM, ISO of Green Key. Deze geven een stevige leidraad om duurzaamheidsbeleid vorm te geven en uit te voeren. Ze zijn meer een middel dan een doel op zich. Een derde, meer overkoepelende methode om de cultuursector te verduurzamen kan een sectorbrede code zijn. Alhoewel codes als de Fair Practice, Diversiteit & Inclusie of Governance na jaren overleg geadapteerd zijn door het overgrote deel van de sector, laat de praktijk vaak nog te wensen over. Bovendien ontstaat er weerstand tegen nog meer codes (zie onder andere Bots 2021). De vraag dringt zich dan ook op of een code duurzaamheid daadwerkelijke verduurzaming entameert of dat het niet meer dan een papieren tijger zal zijn.
Bovenstaande methodes zijn mogelijkheden waarop een verduurzamingsproces kan starten of zich kan voltrekken. Met de online tools pluk je laaghangend fruit, de certificeringsmethodes bieden meerjarig houvast en een eventuele code duurzaamheid kan in eerste instantie veel overleg en discussie aanjagen.
Voor welke certificeringsmethode gekozen wordt, hangt af van diverse factoren. De keuze moet aansluiten op het duurzaamheidsbeleid van de vastgoedbeheerder of van de lokale overheid. Door als cultuursector voor één methode te kiezen is objectieve vergelijking mogelijk. BREEAM is nationaal en internationaal de leidende methode geworden in het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Het ligt dan ook voor de hand om daar als sector bij aan te sluiten.
Culturele instellingen als het Kröller-Muller Museum, het Wilminktheater en Muziekcentrum Enschede, de Nationale Opera & Ballet en het Rijksmuseum gebruiken BREEAM al om hun duurzaamheidsbeleid vorm te geven. Het Rijksmuseum nam zelfs onlangs een BREEAM-certificaat voor het beheer van het museum in ontvangst met de hoogst haalbare score (5 sterren).
De methode heeft vier keurmerken: een voor bestaande gebouwen, een voor nieuwbouw en renovatieprojecten, een voor sloopprojecten en een voor gebieden. Voor de culturele en creatieve sector zijn de eerste twee het relevantst. Deze methodiek gaat uit van een brede visie op duurzaamheid. Er zijn negen categorieën waarop punten behaald kunnen worden die uiteindelijk in een vijfsterrensysteem weergeven hoe duurzaam de organisatie is. De categorieën zijn: management, gezondheid, energie, transport, water, materialen, afval, landgebruik & ecologie en vervuiling.
Bij elk van de categorieën wordt op drie niveaus gescoord: asset, beoordeling van de inherente eigenschappen van het gebouw (de schil); beheer, beoordeling van het management, het beleid, procedures en de praktijk voor de werking van het gebouw; en gebruik, beoordeling van het inzicht in en de uitvoering van het beleid, de procedures en de praktijk. Alhoewel het nogal abstract overkomt bieden de verschillende categorieën een werkbare basis om op een gestructureerde manier duurzaamheidsvraagstukken op te pakken. Hoe dieper je erin duikt, hoe concreter het wordt.
Op managementniveau moet ervoor gezorgd worden dat de duurzaamheidsdoelstellingen geborgd zijn, dat ze gemonitord worden en waar nodig bijgesteld. Dit kan door jaarlijks een duurzaamheidsrapportage op te stellen. In de categorie gezondheid gaat het om het verbeteren van het comfort, de gezondheid en veiligheid van de werknemers, bezoekers en andere gebruikers. In de praktijk betekent dit het controleren van de interne luchtkwaliteit op CO2 en het zo nodig bijsturen hiervan. Onder het kopje energie wordt gekeken naar het verminderen van het energiegebruik en het stimuleren van het gebruik van apparatuur en installaties die het duurzame gebruik en beheer van energie bevorderen. Hiertoe kan een energiebesparingsonderzoek uitgevoerd worden
Wat betreft transport is het van belang de impact en nabijheid van basisvoorzieningen zichtbaar te maken en zo het gebruik van alternatieve transportvoorzieningen te stimuleren. Dat kan door bezoekers en medewerkers ertoe aan te zetten om voor CO2-neutraal vervoer te kiezen. Door het watergebruik te managen en monitoren via meters op subniveaus kunnen doelmatig waterbesparende maatregelen gekozen worden. Bij materialen wordt in kaart gebracht wat de milieu-impact van het materiaalgebruik van het gebouw en de inkoop is. Dit resulteert in een circulair of duurzaam inkoopbeleid. De afvalproductie kan vaak fors gereduceerd worden door het te scheiden en te hergebruiken. Bij landgebruik en ecologie gaat het om de impact van activiteiten in en om het gebouw op de omgeving en om het verhogen van de ecologische waarde van het gebouw. In de praktijk krijgt dit vorm door ecologische voorzieningen als groene gevels en daken te creëren. Tot slot het voorkomen, managen, monitoren en controleren van vervuiling. Door bijvoorbeeld een bedrijfsnoodplan voor verontreiningsincidenten op te stellen, wordt vervuiling, mocht die voorkomen, tot een minimum beperkt.
Naast de al genoemde voorbeelden per categorie zijn er nog eindeloos meer voorbeelden. Er zijn 186 (!) BREEAM in-use creditregels. Voor musea zijn er zelfs nog vijf specifieke creditregels toegevoegd. Zoals de vragen of er bij de op- en afbouw van tentoonstellingen afspraken zijn gemaakt met partijen over duurzaamheid en of de collectie wordt aangelicht met energiezuinige verlichting. De regels tezamen fungeren in deze methode als een uitgebreide checklist van maatregelen die in te delen zijn in tijd en prioriteit.
Ongeacht welke methode een instelling of organisatie kiest om te verduurzamen is het van belang een aantal cruciale bouwstenen te formuleren. Veel duurzaamheidsvraagstukken hebben nog geen pasklare oplossing en soms is die van gisteren vandaag of morgen niet meer de beste keus. Deze zich continu ontwikkelende wereld kan uitdagend zijn, maar met de volgende tien basisprincipes hebben culturele instellingen en organisaties enig houvast bij een vraagstuk dat de komende jaren continu aandacht verdient.
Gaan fondsen en overheden in de toekomst subsidie verlenen aan niet-duurzame organisaties? Willen kunstenaars, artiesten, makers hun werk niet meer presenteren in niet-duurzame instellingen? Vraagt het publiek straks welk gezelschap duurzaam is en welk niet? Is financiering straks voordeliger voor duurzame instellingen en organisaties? Is een partij in de sector nog relevant zonder duurzaamheidsbeleid? Het is zaak voor de sector om zich niet te laten overvallen. Niet achter de tijdgeest aan te lopen, maar voorbereid te zijn op wat komen gaat en die rol met verve te spelen. De culturele en creatieve sector kan een prominente rol spelen in de grootste transformatie sinds de industriële revolutie. Door zelf voorop te lopen, door te verbeelden en door onderdeel te zijn van de oplossingen. Geen enkele andere sector heeft de kracht van die drie wapens tezamen.
Literatuur
Bots, P. (2021) ‘Pleidooi voor een herijking van het koningscriterium: de rol van artistieke kwaliteit in een nieuw bestel’. In: Boekman, jrg. 33, nr. 126, 10-13.
Schrijen, B. (2019) Duurzaamheid in de culturele sector: steppingstones voor toekomstig duurzaamheidsbeleid. Amsterdam: Boekmanstichting en Bureau 8080.