Dit jaar droeg de conferentie de titel Cultuur in Beeld 2014: In Beweging. De conferentie en de gelijknamige publicatie staan in het teken van maatschappelijke trends. Ontwikkelingen zoals individualisering en digitalisering raken iedereen in de maatschappij en zorgen voor uitdagingen in de kunst- en cultuursector.
Het programma bestond uit een plenair gedeelte in de ochtend en een deelprogramma met workshops en CultTalks in de middag. Drie thema’s kwamen prominent terug in het deelprogramma: participerend publiek, maatschappelijke verbinding en professionele ontwikkeling.
In dit artikel een verslag van de introductie op het thema van de dag door directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau Kim Putters en de toespraak van Minister Jet Bussemaker.
Volgens Putters wordt de discussie over de participatiesamenleving al enige tijd gevoerd. Tijdens de conferentie hoopt het SCP enkele van de cultureel-maatschappelijke trends van dit moment bloot te leggen. Daarnaast publiceert het SCP binnenkort De Sociale Staat van Nederland over sociaal-maatschappelijke trends en de participatiesamenleving.
Een belangrijke trend is de vergrijzing. 15% van de Nederlandse bevolking is te scharen onder de groep ‘ouderen’. Het groeiend aantal 65+-ers vormt een uitdaging voor de cultuursector, aldus Putters.
Een tweede trend is digitalisering. Niet een trend om van te schrikken volgens de directeur, want digitalisering kan juist zorgen voor meer mogelijkheden naast de traditionelere vormen van cultuurparticipatie die al bekend zijn, zoals een betere of meer focus op beleving.
Een derde trend en tevens uitdaging die Putters aanstipt is de betrokkenheid van Nederlanders bij de omgeving. Nederlanders zijn wel degelijk bereid om lid te worden van een vereniging of vrijwillige activiteiten uit te voeren wat opnieuw voor mogelijkheden zorgt in de cultuursector.
Bezuinigingen en draagvlak voor de culturele sector
Uit onderzoek naar de mening van de Nederlandse bevolking over de prioriteiten in de bezuinigingen blijkt dat driekwart van de Nederlandse bevolking het eens was met de bezuinigingen van de afgelopen jaren.
De manier waarop het draagvlak voor cultuur volgens Putters het beste gemeten kan worden, is via meting naar de feitelijke inzet van de bevolking voor culturele activiteiten. Wat heeft men er daadwerkelijk voor over?
Nederlandse bevolking steunt cultuur
Andries van de Broek, onderzoeker bij het SCP, komt binnenkort met een nieuwe publicatie waaruit blijkt dat 1/3e van de bevolking van 12 jaar en ouder een vorm van steun aan de culturele sector hanteert. Daarvan is 1 op 10 mensen vrijwilliger, 1 op de 10 als lid van een (vrienden)vereniging en 1 op 5 mensen is donateur.
Steun voor de culturele sector komt vaker vanuit hoger opgeleiden, ouderen en westerlingen. Dat betekent volgens Putters dat er nog veel kansen liggen bij jongeren, lager opgeleiden en niet-westerse allochtonen. Dit vraagt om een omslag in doelgroepenbenadering.
Een laatste uitdaging die Putters aandraagt, is het sluiten van samenwerkingen met de omgeving. Ten slotte draagt hij twee stellingen voor waar de rest van de dag over nagedacht en gediscussieerd kan worden:
Stelling 1:
Naarmate de maatschappelijke complexiteit toeneemt ontstaat de neiging om de prestaties van de culturele sector in één eenduidig cijfer te vangen. Het risico: verschraling en kwaliteitsverlies.
Hierbij stelt Putters dat verschillende smaakculturen en een geëmancipeerd publiek een generiek cultuurbeleid lastiger maken.
Stelling 2:
Als het politieke debat over de waarde van cultuur wordt weggedrukt – door zowel de politiek als de sector zelf – ontstaat polarisatie en vervreemding.
Na de toespraak van Kim Putters betreedt Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Onderwijs het podium. Ten eerste geeft de minister een toespraak over de huidige staat van en haar visie op de cultuursector. Bussemaker geeft aan dat de meerwaarde van cultuur is dat het je anders laat kijken naar dat wat je al kent. Bijvoorbeeld door niet alleen te kijken naar de verschillen, maar ook naar wat ons bindt.
Een open en creatieve samenleving, zoals die in Nederland, heeft die verbeeldingskracht van kunstenaars nodig. Dat vraagt om een sterke, onafhankelijke en bloeiende sector, wat weer vraagt om een overheid die trends signaleert, goed weet waar de kracht ligt maar ook de zwaktes kent. De overheid moet in samenspraak met het veld de juiste keuzes maken.
Cultuur in Beeld geeft antwoorden op vragen uit de samenleving
Bussemaker is blij met de publicatie Cultuur in Beeld 2014. Ze geeft aan dat cijfers helpen bij het geven van antwoorden op vragen uit de samenleving. Een vraag die kamerleden bijvoorbeeld wel eens stellen is of toneelgroepen met de financiering van het rijk nog wel eens buiten hun standplaats spelen: ‘Waarom speelt Toneelgroep Amsterdam in Amsterdam en New York, maar niet in Stadskanaal?’
De minister kan de Kamer gelukkig geruststellen. Toneelgroepen, maar ook orkesten en dansgezelschappen bieden ruim de helft van hun aanbod buiten hun eigen standplaats aan. Dus Toneelgroep Amsterdam staat óók in bijvoorbeeld Nijmegen op de planken. De minister is daarnaast reuze trots dat de toneelgroep ook in Londen en New York mag staan.
Aanbod en bezoek in de cultuursector is gestegen
Bussemaker is optimistisch: het aanbod en bezoek in de cultuursector zou in 2013 gestegen zijn. Samen met Denemarken en Zweden staat Nederland in de Europese top drie van cultuurdeelname. Maar de minister maakt zich ook zorgen: de giften aan de sector, door bijvoorbeeld bedrijven, zijn gedaald en het publiek vergrijst en hoger opgeleiden zijn oververtegenwoordigd. De vraag is niet alleen hoeveel publiek er komt, maar ook wat voor publiek.
Verschil hoge en lage kunst neemt af
Cultuur in Beeld 2014 legt een aantal maatschappelijke trends vast die vraag en aanbod van de cultuursector beïnvloeden en om aandacht vragen. Hiërarchische structuren nemen af, het gezag van instituties wordt minder vanzelfsprekend. Mensen bepalen zelf welke vormen van cultuur ze tot zich nemen en op welke manier ze dit doen. Onder andere hierdoor verdwijnt het beeld van de canonieke cultuur, het verschil tussen high en low neemt af en de rol van de expert bij de totstandkoming van het aanbod is minder vanzelfsprekend.
Toekomstbestendigheid van het cultuurbeleid
Bussemaker complimenteert de sector: de kunst- en cultuursector heeft opnieuw laten zien, ondanks tegenwind, dat ze innovatief, onafhankelijk en veerkrachtig is. Het cultuurbeleid van Bussemaker is er op korte termijn op gericht om meer ruimte te geven voor samenwerking in de sector. Maar er moet ook verder worden gekeken. De minister vraagt daarom de Raad voor Cultuur te kijken naar de toekomstbestendigheid van het cultuurbeleid.
Na de toespraak gaat de minister in gesprek met drie sprekers uit het veld: Roland Kieft (artistiek directeur Residentie Orkest), Barbara Visser (beeldend kunstenaar en voorzitter Academie van de Kunsten) en Ellen Walraven (directeur Rotterdamse Schouwburg).
Ellen Walraven geeft aan dat de schouwburg eigenlijk twee functies heeft. Enerzijds moeten ze inspelen op de dynamiek van de stad en proberen een stedelijke arena voor het publiek te zijn. Anderzijds heeft de schouwburg te maken met de wensen van de rijksoverheid en de gemeente en moet er plaats worden geboden aan zowel stadsgezelschappen en internationale gezelschappen. De Rotterdamse Schouwburg geeft aan de komende tijd vooral in zetten op de schouwburg als houding of attitude, in plaats van een gebouw of instituut.
Roland Kieft geeft ook aan een rol van bemiddelaar te zien. Volgens de artistiek directeur van het Residentie Orkest gaat het om verbindingen maken en betekenis geven.
Barbara Visser, beeldend kunstenaar en voorzitter van de Academie voor de Kunsten, is het hier ook mee eens. Volgens haar probeert een goed kunstenaar altijd een verbinding te maken met de maatschappij.
Tot zover de samenvatting van het plenaire programma. Dit is het eerste artikel in een serie van vier waarin we verslag doen van de conferentie Cultuur in Beeld 2014.