In dit artikel wordt verwezen naar andere artikelen die geschreven zijn in Boekman #115.
Inclusiviteit mag voelen als iets dat ‘in’, ‘hot’ of een buzzwoord is, maar de discussie over hoe inclusief het nationale cultuurbestel is of zou moeten zijn is niet nieuw. Al sinds de opkomst van het publieke cultuurbeleid in Nederland is de vraag wie van dit beleid profiteert een belangrijk punt van aandacht. Het perspectief van waaruit we de discussie voeren, verandert wel. Ook determinologie – van interculturaliteit via culturele diversiteit naar inclusiviteit – en de manier waarop we die termen interpreteren, de doelen die we nastreven en de beoogde beleidsuitkomsten, zijn aan verandering onderhevig. Soms volgen we daarmee internationale (meest Angelsaksische) discussies en praktijken, maar ook de nationale politieke context kan zeer bepalend zijn.
Dat de genoemde termen als buzzwoorden voelen staat echt begrip van wat we ermee willen bereiken regelmatig in de weg. Misverstanden en spraakverwarring zijn het gevolg. Overigens geldt dat ook voor de begrippen cultuur en cultuurparticipatie. Om het cultuurbestel inclusiever te maken is het zaak ook deze begrippen een andere, ruimere invulling te geven, zo zal ik betogen in dit artikel. En onderzoek kan daarin een belangrijke rol spelen.