De noodzaak van een inclusievere cultuursector

Diversiteit is geen smeermiddel

Rajae El Mouhandiz over de noodzaak van een inclusievere kunst- en cultuursector: "De infrastructuur moet democratischer en meerstemmig worden."

Door de redactie

Fotografie

Charlotte Apituley en Jean van Lingen

Maker Rajae El Mouhandiz is een echte duizendpoot. Ze zingt, dicht, componeert, cureert en maakt korte films en theatervoorstellingen. Waarom ze deze verschillende kunstvormen kiest om haar verhaal te vertellen? “Met kunst en cultuur kan je dingen doen die je niet met politiek en media kunt doen. Je kunt ermee ontwapenen.”

Na een opleiding aan het conservatorium (1995-2000) maakt El Mouhandiz diverse theatervoorstellingen, neemt meerdere albums op, krijgt een nominatie voor haar korte docu-film ‘HOPE!’ en geeft een TEDx Talk over de kracht van identiteit en muziek. Ze won de Ariane de Rothschild fellowship, een unieke ervaring voor ondernemers die zich inzetten voor sociale impact, en stond de afgelopen 10 jaar op de lijst van de 500 meest invloedrijke moslims ter wereld vanwege haar bijdrage aan de kunsten.

How art and music create a new hybrid global culture: Rajae El Mouhandiz at TEDxBreda Bekijk video

Vanaf 2017 is El Mouhandiz opgenomen in het nieuwe makerstraject van het Fonds Podiumkunsten. Dit geeft haar meer financiële vrijheid om dieper in te gaan op het ontwikkelen van haar eigen signatuur binnen muziektheater in Nederland, Marokko en de Verenigde Staten. Naast artistieke verdieping en ontwikkeling heeft El Mouhandiz in dat traject ook aandacht besteed aan onderzoek en het helpen bouwen van een culturele infrastructuur. Diversiteit in de kunst- en cultuursector is een thema wat haar door de jaren heen veel heeft beziggehouden, maar waar ze nog niet haar volledige aandacht op had kunnen leggen.

El Mouhandiz mocht ook als enige maker vóór publicatie reageren op het nieuwe advies voor het cultuurbestel voor de periode 2021-2024. In dit advies pleit de Raad voor Cultuur voor een inclusiever bestel. De Raad moedigt onder meer de vernieuwing van het culturele aanbod aan, door meer inter- en multidisciplinaire kunstvormen en populaire cultuur zoals musical en urban arts op te nemen in het bestel. Een ander belangrijk punt is dat er meer onderzoek naar publiek en niet-publiek verricht moet worden. Dit zijn dan ook twee onderwerpen waar El Mouhandiz ervaring mee heeft. Enerzijds voelt zij zich als maker niet thuis binnen het klassieke hokjesdenken van het huidige subsidiestelsel, anderzijds ondervroeg zij na het doorlopen van het Ariane de Rothschild fellowship zelf ruim 500 respondenten naar hun voorkeuren in cultuurconsumptie.

Wat was jouw reactie op het advies?

Dat was naast het loven van het toekomstbeeld, best een pittige reactie. Het onderwerp gaat mij aan het hart. Ik zie dat veel culturele organisaties met hun handen in het haar zitten over deze onderwerpen. Dit komt omdat ze hier de laatste 50 jaar niet mee bezig zijn geweest. Dat is natuurlijk ook terug te leiden naar onze regering, die vooral vanuit problematiek naar nieuwe (migranten)groepen is gaan kijken. Deze groepen werden uitsluitend benaderd als gastarbeiders, maar nooit als kunst- en cultuurconsumenten. Hetzelfde geldt voor de generaties die hierop volgden.

Het gevolg is dat er nu sprake is van een monocultuur: cultuur die vrijwel geen invloeden heeft van andere culturen. Het wordt dan heel moeilijk om verschillende typen mensen in de samenleving bij elkaar te brengen. Met een monocultuur creëer je alleen diverse eilandjes in smaak, zonder dat er op gelijkwaardig niveau artistiek uitgewisseld kan worden of andere lijnen gecreëerd kunnen worden. We moeten echt voorbij die single story gaan, en niet meer uitsluitend in hokjes denken.

Daarbij ben ik van mening dat we de culturele infrastructuur toegankelijker moeten maken voor alle Nederlanders, en niet alleen voor de mensen die dat vanuit hun lobby wel geregeld krijgen. Vooral de Randstad krijgt aandacht in het cultuurbestel, maar het kan ook een pracht zijn als je in de provincie zit. Ik vind het belangrijk dat ook die makers beter op de kaart worden gezet. We moeten het bestel eerlijker maken, zodat niet steeds dezelfde mensen te zien zijn. Onze cultuur moet ons juist inspireren om te kijken naar wie we zijn.

In mijn reactie op het advies van de Raad voor Cultuur heb ik gepleit voor meer support door de fondsen aan makers in de periferie, aangezien de fondsen heel goed bezig zijn met het ondersteunen van makers die nu pas voet tussen de deur krijgen. Het zou jammer zijn als het geld daar wordt weggehaald, terwijl daar juist talent vanuit de onderstroom steun krijgt en zulke makers juist ruimte moeten krijgen om te groeien en daardoor vet op de botten krijgen. Ik ben bang dat de kleine visjes anders worden opgegeten door de grote vissen. Je komt niet zomaar tussen de BIS-instellingen, ook niet als je al wat langer meedraait en meerjarensubsidie ontvangt.

In dit advies krijgen de BIS-instellingen inclusiviteit opgelegd, maar het zal nog een tijd duren voordat ze die opdracht werkelijk aangaan, vanuit een intrinsieke motivatie. Ik heb begrepen dat ze nu bezig zijn met een cursus unconscious bias. Dat is een goed begin en ik kijk uit naar de positieve concrete effecten daarvan. Het is daarom dat ik zeg dat het advies nu nog een mooi toekomstbeeld is.

Ik ben ook helemaal voor publieksonderzoek, zodat verandering meetbaar wordt en de infrastructuur in Nederland democratischer en meerstemmiger wordt. We moeten daarbij ook kijken naar de huidige niet-bezoeker. In het advies wordt met name ingegaan op publieksonderzoek op landelijk niveau, maar ik zie ook veel potentie in onderzoek op regionaal niveau. Er zijn namelijk meerdere kloven. Er is sprake van een culturele kloof, zoals de mensen met een migratieachtergrond die zich niet herkennen in de monocultuur. Migratie zorgt voor nieuwe mensen in een land, die elk hun eigen verhaal hebben en cultuur en media op een eigen manier consumeren. Het is belangrijk om daar onderzoek naar te doen. Maar je kunt ook onderzoek doen naar de sociaal-economische kloof. Het consumeren van, of deelnemen aan cultuur is niet voor iedereen haalbaar. Dit gaat niet alleen over de prijs van de tickets, maar ook over de reis ernaartoe en de kloof in smaak en in gendergelijkheid. Deze kloven zullen per omgeving verschillen en ik geloof erin dat je je als culturele organisatie veel relevanter maakt als je je verdiept in je eigen omgeving. We moeten constant de omgeving bevragen: “Wie ben jij? En hoe kan ik het nog leuker voor jou maken?”

Wat mij betreft zijn de best opererende culturele organisaties de organisaties die goed zicht hebben op wat zich in de omgeving afspeelt. Een aantal voorbeelden hiervan zijn Het Nationale Theater, Luxor Theater, Stedelijk Museum Schiedam, de A’DAM Music School, Operadagen Rotterdam, Le Guess Who?, Festival Djemaa el Fna en Festival Wonderfeel.

Wat heeft jou bewogen om hier zelf ook onderzoek naar te gaan doen?

Als muzikant werd mijn muziek vaak gecategoriseerd als wereldmuziek, vanwege het hokje waar ik door een culturele verwachting in zou “moeten passen”, maar ik vind mezelf daar niet in passen. Pop, soul en jazz zijn genres waar ik me al beter in herken; I tick many boxes. Als mens en als maker. Daarnaast zag ik heel veel migranten die zich niet herkennen in de bestaande culturele programma’s. Je kunt daar boos over worden, maar je kunt ook helpen om een goede infrastructuur te bouwen.

Maar hoe doorbreek je een bestaande structuur, zeker als het gaat over diversiteit, zonder gefrustreerd over te komen? Ik heb daarin het advies gekregen om mijn argument niet te maken met emotie, want dan word je een zeurende artiest, maar met data. Dan zeg niet alleen jij wat, maar dan zeggen 500 mensen wat.

Ik heb in 2015 een Ariane de Rothschild fellowship gewonnen, die ik mocht inzetten voor het vergroten van sociale impact in mijn werk. Ik besloot om een case study te maken van de professionalisering van (Nederlands-)Noord Afrikaanse hedendaagse kunst, cultuur en makers. Vervolgens heb ik onderzoek gedaan naar de voorkeuren van mensen die hier geïnteresseerd in zijn. Ik ben bij een themafestival rondom Maghreb cultuur op zoek gegaan naar respondenten, wat uiteindelijk 500 respondenten heeft opgeleverd. Daarin zijn twee groepen te onderscheiden; mensen met een Maghreb migratieachtergrond zoals ikzelf, en Maghreb-cultuurconsumenten die aanwezig waren op het festival, maar geen Maghreb migratieachtergrond hebben.

De resultaten van mijn onderzoek heb ik gedeeld door samen met Rotterdam Festivals een symposium te organiseren, waarbij 127 stakeholders in de zaal zaten. Daarbij had ik de boodschap: “Dit is nooit eerder gedaan voor deze groep kunst- en cultuurconsumenten. Ik ben maar een artiest, maar ik doe jullie werk. Zie dit als een kans om hiermee zelf verder te gaan.”

Niets missen?

We sturen iedere twee weken een nieuwsbrief met interviews, praktijkverhalen en de nieuwste vacatures. Schrijf je in, dan krijg jij ‘m ook.

Welke tips heb je voor onze lezers die nieuwe doelgroepen willen bereiken?

We leven in een veranderende wereld en dan is het noodzakelijk om mee te veranderen. Organisaties moeten meer nadenken over voor wie ze het doen en welke impact zij teweeg willen brengen. Vanwege het ontvangen van subsidie zijn culturele organisaties verplicht om alle doelgroepen te bereiken en het leuker te maken voor iedereen in de samenleving.

Volgens mij is het daarom belangrijk dat je jezelf de vraag stelt: “Wie willen we bereiken en wie kennen we nog niet?” Een goede manier om daarachter te komen is het doen van publieksonderzoek. Ik denk dat veel organisaties denken dat mensen geen tijd of zin hebben om hieraan mee te werken. Maar met mijn onderzoek had ik uitsluitend positieve reacties: “Dankjewel, niemand heeft mij ooit eerder deze vragen gesteld. Natuurlijk wil ik die invullen. Als jij weet wie ik ben, wordt het leuker voor mij!”

Iets anders wat ik leerde bij het uitvoeren van dit publieksonderzoek naar nieuwe doelgroepen, is om te vragen of je alle vragen hebt gesteld, en of je de juiste vragen hebt gesteld. Het is belangrijk dat je nieuwe doelgroepen het vertrouwen geeft: zij zijn de sleutel, maak daar gebruik van.

Naast het doen van onderzoek vind ik dat culturele organisaties diversiteit ook moeten doorvoeren in de organisatie. Iedereen denkt bij inclusiviteit vaak aan het bereiken van een diversiteit aan bezoekers, maar het zit hem juist ook in het team. Wanneer je een diverse samenstelling hebt, haal je verschillende smaken, denkwijzen en netwerken binnen, waardoor je ook andere makers en bezoekers binnenhaalt. Wanneer je dit niet doet, verlies je je geloofwaardigheid en is diversiteit iets louter instrumenteels. Diversiteit mag geen smeermiddel zijn om aan subsidie te komen. Naast het verliezen van je geloofwaardigheid, bestaat ook de kans dat je je bestaansrecht kwijt raakt en wordt ingehaald door organisaties die het wel voor elkaar hebben.

Welke rol kan de marketeer hier volgens jou in spelen?

Het is belangrijk dat de gehele organisatie achter deze gedachte staat. De marketeer kan er bijvoorbeeld in geloven, maar die moet een directeur achter zich hebben staan die er ook in gelooft. Op dit moment wordt marketing te laat betrokken in het proces. Nu is dat vaak om ‘5 voor 12’, wanneer het programma al geboekt is, maar dat moet naar het begin van de klok, om 12 uur. Er is een verandering van hiërarchie nodig: er moet eerst gekeken worden naar voor wie we het doen en welke impact we teweeg willen brengen en daarna kan het pas artistiek ingevuld worden. Zoals ik het zie, wordt de marketeer uiteindelijk de creative director.

Hoe heb jij de toenemende aandacht voor diversiteit in de afgelopen jaren ervaren?

Ik merkte dat er een budget was voor reguliere programmering en een ander budget voor diversiteit. Bij reguliere programmering gaat het altijd over de maker en het stuk, terwijl er bij diversiteit een sociaal idioom in verweven is. Dat vind ik als maker niet bij mezelf passen. Ik wil niet etnisch-stereotiep worden gemaakt, ik wil geboekt worden vanwege mijn artistieke signatuur. Daarnaast is er vaak weinig budget in het ‘diversiteitspotje’, zowel voor de programmering als voor de marketing, terwijl alle makers (ongeacht onder welk type programmering ze vallen) aandacht willen.

De laatste tijd merk ik een toenemende vraag om in commissies en besturen te zitten, zonder dat deze organisaties ooit mijn werk hebben gezien of mij überhaupt kennen. De kunst is om op een vriendelijke manier op te voeden en te weten waar je ja en nee tegen zegt.

Hoe kijken andere makers daar tegenaan?

Op de manier hoe het cultuurbestel nu is ingericht, en altijd is geweest, ervaren veel makers uitsluiting. Het effect is dat makers erg ondernemend zijn, omdat ze creatieve manieren moeten vinden om hun werk te kunnen doen. Ik heb genoeg verhalen van makers gehoord die ontmoedigd raken, omdat de deur dicht blijft. Vervolgens stoppen ze, of gaan weg uit Nederland. Dat vind ik eeuwig zonde. Soms vinden ze dan wel een opening in het buitenland, waar ze vervolgens heel succesvol blijken. Hoe jammer is het dan dat we hen in Nederland geen basis hebben kunnen bieden?