In tegenstelling tot het bedrijfsleven zijn directies van culturele organisaties momenteel terughoudend in een actieve benadering van publiek, terwijl ze er volgens de fondsenwervers baat bij zouden hebben hun wervers carte blanche te geven. Vooralsnog heerst veelal bij het managementteam het idee dat marketing en fondsenwerving in deze periode een negatief effect heeft op de reputatie van een organisatie. “Fondsenwerving wordt nog te vaak benaderd als een commerciële afdeling en we kampen met de vooroordelen die daarmee gepaard gaan,” zegt een van de wervers. “De telemarketing campagne die gepland stond, werd opgezegd, omdat het als ongepast werd gezien om nu donateurs te werven, terwijl ik als fondsenwerver denk: vragen kan altijd.”
Zo vertelt een van de wervers: “Ik voel mij beperkt als fondsenwerver. Ik heb kennis van zaken, maar kan mijn expertise op dit moment niet inzetten, als grote instelling kunnen we ook de kleinere instellingen adviseren, maar dan moet ik mijn functie wel kunnen uitoefenen.”
Wellicht, wordt er geopperd, stelt het managementteam hun visie bij wanneer zij zien dat andere organisaties ervoor kiezen wél donateurs te werven, want als er één schaap over de dam is, volgen er doorgaans meer.
Toch lijkt de sleutel tot compromis te liggen in wederzijds begrip over elkaars expertise en werk. Een tip die wordt aangedragen: breng donateurs in contact met verschillende mensen binnen de organisatie. “Bij mijn vorige werkgever ging dat beter,” bekent een van de deelnemers. “Daar vormden marketing en fondsenwerving samen één afdeling.”
Over de voorzichtigheid in benadering wordt gezegd: “We zitten te veel op de stoel van de bezoeker, maar die bestaat eigenlijk niet. Als je twijfelt of iets kan, kan het geen kwaad om het gewoon aan de donateurs zelf te vragen.” Openheid en transparantie komen daarmee hoog in het vaandel te staan. De tip om eerlijk te zijn over waar het gedoneerde geld naartoe gaat, wordt dan ook breed gedeeld. “De boodschap wordt daardoor complexer, maar het helpt de mensen wel begrijpen dat we – ook al zijn we een grote instelling – toch financiering nodig hebben.”