Down under: hoe kleine culturele organisaties omgaan met financiële risico’s

5 jul 2016

Succesverhalen over cultureel ondernemerschap verkopen goed. Maar wie durft er open te zijn over de worsteling van (kleinere) theaters om financieel rond te komen? Na een kijkje bij de succesvolle sponsorsamenwerking tussen Opera Australia en Mazda, en de donateurswervingsstrategie van de Queensland Theatre Company werpt Siska Barth haar blik op twee kleinere Australische instellingen: theatergezelschappen Fifteen Minutes From Anywhere en Aphids. Hoe gaan kleine organisaties in Australië om met cultureel ondernemerschap, en hoe verhoudt zich dat tot de werkwijze in Nederland?

Door Siska Barth

Fotografie

Flickr / Lachlan Woods

Hiervoor sprak Barth met toneelschrijver Jane Miller, actief bij Fifteen Minutes From Anywhere, en Willoh S. Weiland, artistiek directeur van Aphids. Zij deden een boekje open over hun eigen financiële probleemstellingen en hun aanpak om daar de beste oplossingen voor te verzinnen.

De financiële risico’s van kleine theatergezelschappen

We horen vaak over cultureel ondernemerschap bij grote culturele instellingen, maar het is ook een belangrijk punt binnen kleinere instellingen. Fifteen Minutes From Anywhere, met aan het roer Miller en regisseur Ben Oh, produceert jaarlijks twee tot drie stukken. Het theatergezelschap maakt ongebruikelijk en ongemakkelijk werk. Ook Aphids, geleid door Weiland, is een grensverleggend en internationaal opererend theatergezelschap. Experimenteel en interdisciplinair werk dat wordt geproduceerd door aanstormende talenten.

Cultureel ondernemerschap bij Fifteen Minutes from Anywhere
Yellow Wave – Fifteen Minutes from Anywhere (c) Lachlan Woods

De artistieke bijdrage van kleine organisaties als Fifteen Minutes from Anywhere en Aphids is onmiskenbaar. De financiële risico’s van het produceren van dergelijk werk ook. Weiland vat het probleem in één zin samen: “meer dan zes maanden vooruit plannen is onmogelijk, we kunnen niet anders dan alles per project aan te pakken.” Ook Miller kijkt per project hoe het met de financiën gaat. Overdag werkt zij als bibliothecaris, een dayjob die hard nodig is.

“Als mensen een acteur zien op het podium, nemen ze aan dat hij of zij betaald krijgt. Iedereen die in de Australische theaterwereld werkt weet dat dat niet zo is,” vertelt Miller. De acteurs van Fifteen Minutes From Anywhere worden net als de regisseur en Miller zelf na de voorstellingen uitbetaald. Dat kan alleen als er genoeg geld binnen is gekomen via de kaartverkoop, dus het is niet een zeker bestaan. Eventuele verliezen betaalt Miller samen met Oh uit eigen zak.

Het werven van overheidssubsidie

Weiland legt uit dat voor grensverleggende organisaties zoals Aphids een kleine hoeveelheid overheidssubsidie nodig is om financieel stabiel te blijven. De voorstellingen worden minder goed bezocht dan die van grote gezelschappen, die vaak ook nog eens conventioneler werk maken. Aphids begon in 2007 met fondsenwerving bij familiefondsen en donateurs. De focus van een succesvol wervingsbeleid is gericht op langdurige relaties die betekenisvol zijn voor zowel de donateur als de organisatie. Geen gemakkelijke opdracht, aangezien fondsen alleen op projectmatige basis willen investeren.

Gelukkig heeft Aphids unieke wervingsposities: de interdisciplinaire aanpak en het mentorprogramma dat beginnende artiesten op weg helpt. Deze aanpak heeft zijn vruchten afgeworpen en een aantal bekende Australische familiefondsen, zoals de Ian Potter Foundation, steunen Aphids structureel. Fondsen steunen vaak specifieke voorstellingen, kunstenaars of projecten. Dit betekent dat de fondsen telkens aan nieuwe projecten verbonden moeten worden om ze betrokken te houden bij Aphids.

De kans om structurele overheidssubsidie te krijgen als experimentele organisatie is niet groot. “Ik ken niemand in de theaterwereld die niet aan één stuk door fondsaanvragen schrijft,” zegt Miller. Kleinere organisaties maken in die competitieve subsidierondes minder kans dan grote organisaties. Dit komt enerzijds omdat zij minder expertise in huis hebben voor het schrijven van aanvragen en anderzijds doordat de criteria zodanig zijn dat grotere organisaties meer kans maken. Aphids is één van de organisaties die geen meerjarige overheidssubsidie heeft ontvangen. Weiland heeft gemengde gevoelens over de gevolgen hiervan: “Nou, we kunnen wel sluiten. In elk geval kunnen er heel wat projecten niet doorgaan. Ik weet niet hoe het verder moet, maar ik heb geen toestemming van de overheid nodig om kunst te blijven maken.”

Cultureel ondernemerschap in Australië
Cuckoo – Fifteen Minutes from Anywhere (c) Lachlan Woods

Het brede spectrum van cultureel ondernemerschap: crowdfunding en particuliere fondsenwerving

Om extra inkomsten te genereren proberen de organisaties donateurs te werven. Fifteen Minutes From Anywhere heeft de afgelopen jaren twee crowdfunding campagnes gevoerd en daarmee in totaal 4000 Australische dollar binnengehaald, wat neerkomt op 2700 euro. Hiermee konden kostuums worden gekocht en de set van één voorstelling worden gebouwd. Miller aarzelt over deze methode van fondsenwerving. Ze zegt: “Mensen die geld geven zijn vaak zelf artiest en ik weet dat zij het geld net zo hard nodig hebben als wij.” Miller kent alle personen die gedoneerd hebben bij deze campagnes persoonlijk en voelt daarom ook de persoonlijke verplichting om hen niet te vaak om geld te vragen.

Een moeilijkheid in het werven van donateurs die zowel Weiland als Miller tegenkomen is de administratie die komt kijken bij het werven en verwerken van donaties van individuen en fondsen. Voor Fifteen Minutes from Anywhere is het ontvangen van donaties “toekomstmuziek”, want de administratieve lasten wegen te zwaar op de organisatie die alleen uit Miller en Oh bestaat. Voor Aphids is het ook een constante overweging tussen de hoeveelheid tijd die het werven kost en de hoeveelheid geld die het opbrengt.

De belangrijkste financiële bijdrage die Miller ziet is die van acteurs, regisseurs en schrijvers: “Iedereen stopt zijn eigen tijd hier gratis in. Dat zijn donaties die je niet ziet, maar die wel een effect hebben.” In de Australische podiumkunstensector is het de passie die artiesten vooruit blijft drijven en ook helpt om werk te blijven creëren. Aldus Miller: “Onafhankelijk theater is volledig afhankelijk van de toewijding van de betrokken artiesten.”

Zowel voor Fifteen Minutes From Anywhere als Aphids is er geen eenvoudige oplossing voor de krappe financiële speelruimte, wat iets is waar meerdere kleine culturele organisaties zich in kunnen herkennen. In Australië is het hebben van een dayjob voor veel kunstenaars de enige manier om hun werkelijke beroep en passie uit te blijven oefenen.

Siska Barth gaat graag in gesprek met kleine organisaties in Nederland over hun werkwijze met betrekking tot financieel risicovole producties. Wil je bijdragen? Stuur dan een mail.