Het najaar van 2010 is het moment waarop wetenschappers, journalisten, mecenassen, beleidsmakers, kunstenaars, en culturele instellingen zich gaan bezighouden met het vraagstuk van ‘nieuw cultuurmecenaat’, omdat de overheid aankondigt fors te gaan bezuinigen op kunst en cultuur. Deze bezuinigingen hebben ook invloed op symfonieorkesten, die hun subsidie zien verminderen. Dit zet orkesten ertoe aan om voor een nieuwe aanpak te kiezen, met als belangrijkste pijlers publieksgerichtheid en een hoger percentage eigen inkomsten. Voor haar opleiding Kunstbeleid & Mecenaat aan de Radboud Universiteit Nijmegen onderzocht Dagmar Terpstra het fondsenwervingsbeleid van drie Nederlandse symfonieorkesten om te analyseren hoe ze zich tot elkaar verhouden en in hoeverre er sprake is van ‘friendraising’.
Slaan we de Volkskrant open in oktober 2010, dan lijken culturele instellingen nog het een en ander te leren te hebben in de omgang met private geldschieters: “De mecenas is niet uitgenodigd. De moeite van de kunstwereld met particuliere geldschieters” schrijft Marjon Bolwijn. “Spreek hen aan op hun interesse, niet op hun portemonnee. Wie dat laatste doet, staat voor een dichte deur.” In dezelfde krant schrijft cultuurwetenschapper Helleke van den Braber “Mecenaat moet weer statussymbool worden. Wie aandringt op een vruchtbare ‘geefcultuur’ zal aspirant-mecenassen moeten aanspreken op hun passie en interesse,” aldus Van den Braber.