Een collectief systeem voor publieksdata in de culturele sector. Het klinkt prachtig. Je zou dus verwachten dat wij de investeringen die het Ministerie van OCW de laatste jaren deed in diverse hiernaar en in , met gejuich zouden ontvangen. Als zelfstandig publieksonderzoekers zijn wij namelijk gebaat bij een zo groot mogelijke toegankelijkheid van publieksdata. Wij geloven dat de kunst- en cultuursector er veel aan heeft om haar publiek beter te (leren) kennen door slim gebruik te maken van die data. Meer kennis over publiek kan ervoor zorgen dat cultuurmakers en -instellingen erin slagen om ‘het verdienvermogen en de maatschappelijke relevantie te verhogen’, zoals de Taskforce belooft. Toch bekruipt ons een ongemakkelijk gevoel nu we van een afstandje volgen hoe er toegewerkt wordt naar een collectief systeem voor publieksdata, waarin data centraal verzameld en geanalyseerd worden. We twijfelen of de behoeften en mogelijkheden van individuele makers en organisaties wel voldoende zijn meegenomen. Wij maken ons zorgen of het geïnvesteerde geld zo wel echt ten goede komt aan waar het OCW én de sector om te doen is: het optimaliseren van het publieksbereik van de kunst- en cultuursector.